Over Stichting RCOAK

Al meer dan 420 jaar actief

Stichting RCOAK – fonds voor een menswaardig bestaan – is een Amsterdams vermogensfonds dat al meer dan 420 jaar actief is in onze hoofdstad. Wij versterken organisaties en initiatieven gericht op ouderen in heel Nederland, en op Amsterdammers in bestaansonzekerheid.

Missie

De missie van het RCOAK is het bevorderen van een menswaardig bestaan voor ouderen in Nederland en voor Amsterdammers in bestaansonzekerheid. Een bestaan zonder eenzaamheid en bestaansonzekerheid, als volwaardige deelnemer aan de maatschappij.

 

Visie

De visie van het RCOAK is dat de impactvolle sociale initiatieven die wij ondersteunen, bij uitstek een ‘menswaardig bestaan’ bevorderen. Deze initiatieven zorgen voor preventie en staan dicht bij de mensen. Ze stellen ons in staat onze missie te realiseren.
Meer achtergrond over onze visie en hoe we die verwezenlijken staat in onze Theory of Change.

Onze werkwijze

RCOAK

  • Biedt financiële ondersteuning aan sociale initiatieven via projectfinanciering, organisatiefinanciering en exploitatiefinanciering
  • Ondersteunt impactvolle sociale initiatieven met ambitie en potentie om zich verder te ontwikkelen, met advies, peer learning, het leggen van verbindingen, workshops en vernieuwende giftenprogramma’s
  • Gaat, vanuit maatschappelijke urgentie en kansen, samenwerkingen aan om tot oplossingen te komen
  • Agendeert maatschappelijke urgente vraagstukken die ouderen en Amsterdammers in bestaansonzekerheid raken
  • Initieert nieuwe maatschappelijke programma’s zodat effectief nieuw aanbod ontstaat
  • Richt zich, wat het ouderenbeleid betreft, vooral op initiatieven die ouderen met een laag inkomen, of ouderen met een migratieachtergrond bereiken

Sociale initiatieven

  • Helpen concrete maatschappelijke problemen in wijk, buurt en gemeente op te lossen
  • Organiseren zich in initiatieven, sociale ondernemingen en buurtcoöperaties
  • Staan dicht bij kwetsbare mensen, werken in de leefwereld
  • Zijn niet bureaucratisch, wel toegankelijk en laagdrempelig
  • Zorgen voor preventie, helpen verder afglijden voorkomen
  • Zorgen voor ‘oases van medemenselijkheid’
  • Creëren oplossingen die verschillende doelen en beleidsterreinen verbinden
  • Richten zich op kwetsbare mensen, en gaan daarbij uit van eigen kracht en wederkerigheid en niet van beperkingen
  • Benutten optimaal vrijwillige inzet van tijd, middelen en expertise van mensen die zich voor hun medemensen willen inzetten

Doelgroep

  • Ouderen in heel Nederland

Doelgroep

  • Amsterdammers in bestaansonzekerheid

Regenten en bureau

Het College van Regenten van Stichting RCOAK, van links naar rechts: Jeroen Kortmann, Anne-Mei The, Therese van Schie, Arjan Vliegenthart, Cilian Jansen Verplanke en Diederik van Wassenaer.
Stichting RCOAK wordt bestuurd door het College van Regenten. De verantwoordelijkheid voor de dagelijkse gang van zaken en de voorbereiding en uitvoering van het beleid berust bij het bureau. Het College komt vier keer per jaar in vergadering bijeen.

Regent

mr. D.C. (Diederik) van Wassenaer

Voorzitter

Regent

prof.dr.mr. B.A.M. (Anne-Mei) The

Regent

mr. C.A. (Cilian) Jansen Verplanke

Penningmeester

Regent

mr.drs. T.S.M. (Therese) van Schie

Regent

prof.mr. J.S. (Jeroen) Kortmann

Regent

dr. A. (Arjan) Vliegenthart

Bureau

Suzanne Kooij

Directeur

Bureau

Alou van de Roemer

Adjunct directeur

Bureau

Yacine N’diaye

Senior Projectleider

Bureau

Sander Kaandorp

Financiën

Bureau

Rieke Schouten

Senior Beleidsmedewerker

Bureau

Björn Hoogland

Projectondersteuning

RCOAK door de jaren heen…

1578

01

Alteratie van Amsterdam

Aanleiding ontstaan RCOAK

Het ontstaan van het RCOAK viel middenin de Tachtigjarige Oorlog tussen de Nederlanden en het Spaanse Rijk (1568 – 1648). De katholieke godsdienst had in de meeste Hollandse steden, die in opstand gekomen waren tegen de Spaanse overheersing, plaatsgemaakt voor de protestantse religie. Vanaf de Alteratie van Amsterdam in 1578 gold dat ook voor de hoofdstad en gingen de katholieken – die overigens nog wel gedoogd werden – ondergronds.
Wat de zorg voor kwetsbare Amsterdammers betreft: ook in die tijd was sprake van een ‘terugtredende overheid’. Men ging er voortaan van uit dat protestanten, doopsgezinden en katholieken voor hun eigen weeskinderen, armen en ouderen zouden zorgen, waar dat voorheen door kerk en staat gezamenlijk werd gedaan. Het RCOAK werd opgericht door welgestelde Amsterdamse katholieken, die de zorg voor de groep kwetsbare katholieke inwoners van Amsterdam op zich namen. Dat deden ze ook om hun ‘eigen armen’ bij het katholieke geloof te houden.

(Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 27 – 34)

1600

02

Ondergrondse voorziening voor katholieke armen

Het is niet bekend wanneer het RCOAK precies is ontstaan, maar het moet rond 1600 zijn geweest, want in 1607 werd via het testament van een zekere Geertje Adriaansdochter geld nagelaten aan ‘de katholieken van Amsterdam’.
Hoe de katholieke armenzorg vanaf de Alteratie van 1578 tot aan het begin van de 17e eeuw geregeld was, is niet bekend. De katholieken hielden zich schuil in deze roerige periode. De armenzorg voor de katholieken werd gedragen door een aantal welgestelde families, waaronder die van Jan Bont, die als eerste de administratie voerde van de ‘Beurs voor de Catolijke Armen binnen Amstelredam’.
Rond 1650 duikt de naam ‘Roomsch Catolijk Armencomptoir’ op. Vanaf die periode was voor de katholieke armenzorg een kantoor in gebruik bij het Bagijnhof; later werd dat Spuistraat 303.
Midden zeventiende eeuw was het RCOAK al een professionele organisatie geworden met een administratief centrum. De doelgroep bestond toen uit weesjongens en volwassen armen; voor de katholieke weesmeisjes werd al sinds 1573 gezorgd door het R.C. Maagdenhuis.
Vanaf 1665 was sprake van het ‘Roomsch Catolijk Armencantoor’.

(Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 36 – 81)

1670

03

Groeiende tweedeling tijdens de Republiek: steeds meer armoede in Amsterdam

RCOAK bedeelt ongeveer 3000 armen

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden maakte tot omstreeks 1670 een gouden tijd door, en Amsterdam was de machtigste en rijkste stad. De rijkdom was – net als in deze tijd – ook toen al ongelijk verdeeld in de hoofdstad. Aan de onderkant van de samenleving ontstond een steeds grotere armoede. Gedurende de achttiende eeuw werden de tegenstellingen binnen de Amsterdamse bevolking alsmaar scherper: de rijken werden rijker en de armen armer.
Katholieken werden nog steeds achtergesteld.
Hoewel de Staten van Holland in 1655 nog hadden geweigerd katholieke liefdadigheidsinstellingen als zelfstandige rechtspersonen te erkennen, zag men wel in dat er op het gebied van armenzorg beter maar niet teveel belemmeringen konden zijn. Vanaf 1715 stonden de Staten de katholieken van Amsterdam toe dat ze hun liefdadige organisaties rechtstreeks mochten begunstigen met erfstellingen en legaten.
Het RCOAK deelde rond 1680 wekelijks 1500 porties levensmiddelen uit, waarvan ongeveer 3000 tot 4000 arme katholieke Amsterdammers profiteerden.

(Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 81 – 83)

1754

04

Visie van het RCOAK op vrijgevigheid

In 1754 vervaardigde de beroemde schilder Jacob de Wit (1695 – 1754) in opdracht van het RCOAK een schilderstuk dat zowel de zichtbare als de onzichtbare vrijgevigheid uitbeeldt. Het schilderij siert nog steeds de vergaderzaal van het RCOAK. Dit schilderij of paneel ‘Het Penningske van de Weduwe’, verbeeldt waar het het RCOAK gedurende vele eeuwen om ging. Het is een allegorie op de vrijgevigheid.
Op ‘Het Penningske van de Weduwe’ staat het offerblok afgebeeld dat Jezus inspireerde tot één van zijn laatste lessen. Het paneel toont een arme weduwe die een goede gave opbrengt vanuit haar geringe middelen. De gave van de weduwe was God welgevallig, en in zijn ogen meer waard dan alle gaven van de anderen bij elkaar.
Een mooi thema voor het RCOAK, want het kantoor moest het wel vooral hebben van grote giften en legaten, maar was uiteindelijk afhankelijk van de sympathie van alle katholieken van Amsterdam en de regelmatige collecten uit eigen kring van iedereen, ook de minder draagkrachtigen. Elk stuivertje telde mee en was van waarde.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 74 – 80)

1773

05

Het RCOAK betrekt nieuw onderkomen op Keizersgracht 384; regenten doen meer zelf

Tijdens een groot conflict met pastoors en aalmoezeniers, waarin het RCOAK door de burgemeesters werd gesteund, besluiten de bezorgers, later regenten geheten, om voortaan veel meer het heft in eigen handen te houden. Vanaf nu zou al het uitvoerende werk rondom de bedeling vanuit het RCOAK zelf gaan plaatsvinden. Daarvoor was een nieuwe, grotere behuizing nodig. Het RCOAK vond die op Keizersgracht 384, op de plek waar voorheen de stadsschouwburg stond, die in 1772 in vlammen was opgegaan. Het stadsbestuur raadde herbouw van de schouwburg op dezelfde plek in de dichtbevolkte binnenstad af.  Zo kreeg de katholieke armenzorg de beschikking over een groot terrein, centraal in de stad.
Vanuit dit nieuwe grote onderkomen deden de regenten alles zelf. Het bevatte een regentenzaal, een plek waar de armen werden ontvangen en een bakkerij, waar het brood dat werd uitgedeeld aan de armen gebakken werd.
Op dit onderkomen, waar nu hotel The Dylan is gevestigd, zou het RCOAK tot laat in de 20e eeuw gevestigd blijven.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 89 – 106

1773

06

Gedicht voor de armen van regent Delsing: wees ordentelijk en stil en klaag niet

Het nieuwe onderkomen van het RCOAK aan de Keizersgracht bevatte een Kleine- en een Grote Stokkenzaal. Dat waren de ruimtes waar de armen moesten wachten en zich konden laten inschrijven. Vervolgens werden ze bedeeld in de bedeelkamer. Ze wachtten in de zalen in lange rijen in de lengte, van elkaar gescheiden door stokken, gelaten hun beurt af.
Men ging ervan uit dat de armen zich netjes zouden gedragen. Voor onordelijkheid werd gewaarschuwd. Regent J.F. Delsing schreef een gedicht aan de wachtende armen, dat in de bedeelkamer op een groot bord hing, en dat begon met
‘Draagt zorg, ô Armen! Dat ge elkaêr hier dringt nog stoot:
Zijt stil: misleid ons niet door onrechtmaatig klagen’
Uit het gedicht, dat nog altijd in de regentenkamer van het RCOAK prijkt, komt een weinig verheffend beeld naar voren van hoe de regenten de ‘min- en onvermogenden’ zagen. In de 18e eeuw heerste in Nederland duidelijk een standenmaatschappij.
Het gedicht prijst de rijken die met hun goede werken via de barmhartigheid Gods een plek in de hemel verdienden.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 93 – 95

 

1800

07

Bedeelden konden niet meer leven van uitkering RCOAK

Tijdens de jaren rond 1800 was het RCOAK als bedeelinrichting meer en meer een anachronisme geworden. Geen van de bedeelden kon leven van de uitkering van het RCOAK (naar analogie van de huidige tijd: ook nu, anno 2023, garandeert een uitkering geen bestaanszekerheid meer). En het waren wel heel wat mensen die afhankelijk waren van de bedeling. Ten tijde van de inlijving in het Franse Keizerrijk (1810) bedeelde het RCOAK meer dan 10.000 katholieken, een kwart van alle RK inwoners van Amsterdam.
De praktijk van de bedeling met rijen wachtenden werd ook meer en meer ervaren als beschamend en vernederend. Er was behoefte aan een betere manier om onvermogende ouderen te ondersteunen. Gedurende de 19e eeuw werkte het RCOAK toe naar het opzetten van een nieuwe voorziening: het Sint Jacob gesticht.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 116-117

1858

08

Jacob baron van Brienen laat f 250.000 na aan het RCOAK, bedoeld voor ‘bejaardengesticht’

Jacob Diederik Lodewijk Emanuel baron van Brienen (1830 – 1858), een jongeman uit een puissant rijke katholieke familie, liet bij zijn overlijden het toentertijd gigantische bedrag van f 250.000 na aan het RCOAK. Dit legaat was bedoeld voor een door het RCOAK in het leven te roepen ‘bejaardengesticht’.
Van Brienen was geboren en getogen Amsterdammer en wilde iets terugdoen voor zijn stad, en zijn naam aan een eigen, nieuw gesticht verbinden. Dat werd uiteindelijk Sint Jacob.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 119 – 120

1866

09

Opening van het Sint Jacob gesticht

Het Sint Jabob gesticht aan de Plantage Middenlaan, dat geheel door het RCOAK werd ontwikkeld en bestierd, en dat meer dan een eeuw honderden katholieke ‘on- of minvermogende’ ouderen zou huisvesten, werd op 20 juni 1866 geopend. Met de exploitatie van een groot ‘bejaardengesticht’ heeft het RCOAK heel concreet sociale zorg beoefend. Het gesticht was het grote project van de regenten, en het tehuis werd het nieuwe bestaansrecht van het RCOAK.
In het gesticht, dat op religieuze wijze werd geleid door de zusters van Tilburg, woonden mannen en vrouwen strikt gescheiden. De zusters waren belast met de verzorging van ‘de oude lieden’. Ze verzorgden de maaltijden, reguleerden het leven in huis, gaven leiding aan de huisarbeid en stonden klaar voor de verpleging van zieken en stervenden.
Het hogere doel van Sint Jacob was, om de ‘bejaarden’ voor te bereiden op de dood en hen waardig naar gene zijde te begeleiden. De zorg voor de ziel was belangrijker dan de zorg voor het lichaam.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 123 – 129

1882

10

Hoeveel mensen woonden er in Sint Jacob?

Eind 1866 verbleven er in huis 49 vrouwen en 11 mannen; in 1870 114 vrouwen en 37 mannen; in 1880 150 vrouwen en 81 mannen; in 1890 207 vrouwen en 130 mannen en in 1900 235 vrouwen en 165 mannen. De wachtlijst werd niet kleiner ondanks de steeds toenemende aantallen bewoners.
Na 1900 schoot het bewonertal al snel tot boven de 400. Begin 1907 werd de 425 bereikt, in 1912 437. Bij het Gouden jubileum in 1916 berekende men dat sinds 1866 in totaal bijna vierduizend armen in het gesticht waren opgenomen.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 132 – 135

1907

11

Wangedrag en ontevredenheid bij de bewoners van Sint Jacob vanwege het strenge regime

Het regime in Sint Jacob was hard voor de bewoners. Men noemde het gesticht in de volksmond ook wel de ‘Roomse gevangenis’. Die typering verwijst ook naar de twee hekken in de hal die vanaf het midden van de negentiende eeuw tot in de jaren 20 van de vorige eeuw de geslachten van elkaar hebben gescheiden.
Er braken verschillende malen onlusten uit bij de bewoners in Sint Jacob. Op 2 juni 1907 bespraken de regenten de grote ontevredenheid die sinds kort in het gesticht heerste. Ze hingen op het mededelingenbord in de vestibule een plakkaat waarop zij hun misnoegen uitten over de toestand. De bewoners moesten hun plaats weten, als ze eenmaal in Sint Jacob waren opgenomen, paste hen slechts dank. Degenen die vanwege hun wangedrag Sint Jacob moesten verlaten, ontvingen geen bedeling meer.
In 1917 verscheen een kritisch stuk over Sint Jacob in Het Volk. De journalist meende dat men in het gesticht het contact met de werkelijk totaal was verloren. Het leven in Sint Jacob zou niet meer van deze tijd zijn. Eind 1918 waren er ook grote problemen. De moeder-overste belde naar de Keizersgracht om te vertellen dat er een ‘oproerige stemming’ in huis heerste. Dit betrof de zogeheten ‘broodopstand’ van 1918, een dieptepunt in de geschiedenis van Sint Jacob. Men leefde door de oorlog op rantsoenering, en er werd geklaagd dat er te weinig brood was. De opstandelingen werden als kleine kinderen bestraft.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, p. 142

 

1918

12

Verbeteringen worden doorgevoerd in Sint Jacob: ‘van werkhuis naar lustoord’

Na de broodopstand van 1918 werden diverse verbeteringen doorgevoerd in de leefomstandigheden in Sint Jacob. Met kleine beloninkjes (sigaren en snoepjes) hield men vanaf 1919 ‘de moed erin en de wind eronder’.
Sint Jacob fungeerde lang ook als ‘werkhuis’: er was geen geld voor gesalarieerd personeel. Met eigen werk moest geld in het laatje komen: de vrouwen hielpen in de huishouding en bij het verstellen van de kleren, de mannen werkten in de kleermakerij, de smederij, de koperslagerij, een schildersbedrijf en een doodskistenmakerij.
Maar vanaf 1930 was Sint Jacob niet langer een werkhuis, de bewoners mochten nu meermalen per week bezoek ontvangen en zelfs tweemaal per week uitgaan. Sint Jacob was een geriefelijk, aangenaam oord geworden.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 143 – 145

 

1930

13

Professionalisering van de verpleging in Sint Jacob

Tot 1930 hadden de zusters van Tilburg, die voor de ouderen in Sint Jacob zorgden, geen vakkennis over wat er komt kijken bij ziekenverpleging. In het algemeen was men er nog altijd van doordrongen dat ‘de oudjes’ naar Sint Jacob kwamen om te sterven en naar de hemel te gaan. De regenten vonden echter inmiddels dat de verpleging geprofessionaliseerd moest worden, met het veraangenamen van het leven in Sint Jacob. Op 16 juni 1930 kwam zuster Cornelia in Sint Jacob werken. Zij was religieuze én gediplomeerd verpleegster uit een ziekenhuis in Eindhoven. Cornelia zou gedurende dertig jaar leiding geven aan de verzorging en verpleging in Sint Jacob.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 143 – 145

1944

14

De Hongerwinter en Sint Jacob: voedselsituatie ouderen gered door de administrateur en de pachters

In aanloop naar de Hongerwinter van de Tweede Wereldoorlog, 1944-1945, verslechterde de voedselsituatie in Amsterdam met de dag. Sint Jacob- dat naast de ouderen vele andere mensen in nood opving – was in het voordeel ten opzichte van andere Amsterdamse instellingen omdat het RCOAK grond bezat. Het RCOAK was zelfs grootgrondbezitter en het had een uitgebreid netwerk  aan pachtboeren met wie de relaties goed waren. Administrateur Nijsten deed voortdurend zijn uiterste best om voedsel van de boerderijen van de pachters vanuit Friesland en Noord-Holland naar Amsterdam te krijgen, een verre van eenvoudige taak. In november 1944 kwam het verheugende bericht dat bij verschillende pachters veertig tot vijftig ton aardappelen lagen te wachten op transport.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 150 -151

1945

15

Regenten lieten tijdens Hongerwinter hout uit kantoor Keizersgracht RCOAK zagen om als brandstof te dienen voor Sint Jacob

De regenten besproken in hun vergadering van 3 januari 1945 het idee om voor de brandstofvoorziening van Sint Jacob en de hofjes een deel van het eigen complex aan de Keizersgracht te slopen. Het idee kwam van administrateur Nijsten. Hij stelde voor om de balken en de vloeren van het voormalige wachtlokaal (de Grote Stokkenzaal) met drie bovengelegen zolders en de kelder uit te zagen. Het wachtlokaal werd immers al 25 jaar lang niet meer gebruikt. De bomen in de tuinen van Sint Jacob en de hofjes waren al lang geveld en verzaagd. Nijsten zette met goedkeuring van de regenten twee onderduikers aan het werk om het hout in het bedeelgebouw over alle etages uit te zagen. Dagelijks werd het oude hout met de handkarren naar Sint Jacob gereden.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 154- 155

1945

16

Het RCOAK was tijdens de Tweede Wereldoorlog een vitale instelling gebleken

In mei en juni 1945, na het einde van de Tweede Wereldoorlog, moest de discipline in Sint Jacob weer worden hersteld. De grote vrijheid die de verpleegden in de weken van de bevrijding en direct daarna hadden genoten, zou door sommigen zijn ‘misbruikt’. Velen verbleven van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat op straat zonder dat men precies wist wat ze uitspookten.
Ondanks alles overheerste de dankbaarheid. Nijsten schreef, dat het RCOAK tijdens de Tweede Wereldoorlog een vitale instelling was gebleken, ‘nog levenskrachtig, jong van harte en bestand tegen de stormen van het volle leven’. De regenten dachten er ook zo over.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 157 – 158

1952

17

Regenten zorgden voor allerlei apparaten om het werk van de zusters in Sint Jacob te vergemakkelijken; medische verzorging in huis anders gestructureerd

Eind 1952 namen de regenten zich voor het de zusters in Sint Jacob maximaal mogelijk te maken zich te wijden aan hun eigenlijke taken: verzorging en verpleging. Er kwamen allerlei apparaten in huis om het de zusters makkelijker te maken: schil- en snijmachines, broodsnijd- en smeermachines, thee- en koffiezet apparaten en een visbakmachine en een poetsmachine voor de gangen.
De medische verzorging in het huis werd anders gestructureerd: de twee geneesheren van het gesticht, Damen en  Vetter, respectievelijk 82 en 81 jaar oud, werden bedankt voor hun diensten, en twee huisartsen kwamen voor hen in de plaats, die betere medische verzorging konden leveren. Dat kwam de situatie in huis zeer ten goede. In het jaaroverzicht van het RCOAK van 1959 heette het: ‘ In tegenstelling tot vroeger zitten bijna allen nu overdag op’.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, p. 161

1954

18

Start Opleiding Diploma Bejaardenzorg in Sint Jacob

Omdat er te weinig aanwas van nieuwe religieuze zusters was, moest de verzorging in Sint Jacob op een andere manier worden vormgegeven. In 1954 startte men daarom met de opleiding Diploma Bejaardenzorg. Er meldden zich honderd kandidaten aan, maar er was maar voor vijftien katholieke meisjes plaats. De opleiding was gericht op het opleiden en vormen van bejaardenverzorgsters.
Nergens elkders in Nedrland was er een katholieke opleiding voor bejaardenverzorgsters; Sint Jacob had de primeur. Zelfs van buiten Nederland was er belangstelling.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 164 – 165

 

1961

19

Drs. F.A.J. van Nimwegen aangesteld tot eerste algemeen directeur van Sint Jacob

Op 11 september 1961 werd de eerste algemeen directeur bij Sint Jacob aangesteld door de regenten: Drs. F.A.J. van Nimwegen, als econoom geschoold in Tilburg. De oude overeenkomst tussen het RCOAK en de Zusters van Liefde van Tilburg werd gewijzigd. De zusters kregen nu ook salaris en pensioen.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, p. 167

 

1980

20

Regenten RCOAK beginnen na te denken over giftenbeleid

Met de jaren was de vermeerdering van het kapitaal niet meer de belangrijkste zorg van de regenten. De zinvolle besteding van de rente des te meer. Drie aandachtsgebieden werden vanaf de jaren 80 onderscheiden: bejaardenzorg, pastorale zorg en sociale zorg. Omstreeks 2000 waren de regenten tot het inzicht gekomen dat ze niet meer hoefden over te houden. Vanaf 2001 werd alle vrijkomende rente besteed. Om dit goed te kunnen doen, werd een uitgekiend en afgewogen giftenbeleid ontwikkeld in de jaren 2000.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 197 – 246

 

1986

21

Afronding grote verbouwing en modernisering Sint Jacob

Een grote verbouwing en modernisering van Sint Jacob in de jaren ’70 en ’80 werd door het RCOAK zelf gefinancierd. De leefomstandigheden in Sint Jacob waren niet meer van deze tijd. Grote groepen bewoners overdag en ’s nachts in eetzalen, conversatiezalen en slaapzalen onderbrengen, bovendien mannen en vrouwen gescheiden, was achterhaald.
In de jaren ’80 was men er steeds meer van overtuigd geraakt dat Sint Jacob op korte termijn self supporting zou kunnen zijn; daarvoor moest het zorgcentrum worden afgekocht. De verbouwing kostte het RCOAK 50 miljoen gulden.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 251 – 252

1996

22

Verkoop pand Keizersgracht 384

Het oude honk van het RCOAK, Keizersgracht 384, was in de jaren ’90 een zorgelijk bezit geworden. Nog maar een deel van het pand was in gebruik. Het complex stond deels leeg en de achterzijde was onbruikbaar. Toen de huurder Nauta Dutilh in 1991 aankondigde dat het de Keizersgracht ging verlaten, kwamen de plannen op om het hele pand te verkopen. Dat gebeurde in 1996. Na 223 jaar verliet het RCOAK zijn oude stek en streek het tijdelijk neer op Herengracht 164.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 257 – 258

1999

23

Hofje Liefde is het Fondament wordt de nieuwe huisvesting van het RCOAK

In 1999 besloten de regenten het niet meer in gebruik zijnde hofje Liefde is het Fondament (Keizersgracht 334) te bestemmen tot kantoor. Liefde is het Fondament werd in 1999 – 2000 gerenoveerd en ingrijpend verbouwd naar een ontwerp van architectenbureau Peters en Bogers. De oude cartouche werd uit het fronton boven de poort van nr. 384 genomen en kreeg een nieuwe plek op de binnenplaats van het hofje, waar het RCOAK nog steeds is gevestigd. Verschillende oude interieurstukken en pronkstukken kregen een plaats in de nieuwe ruimte.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 258 – 259

2001

24

Het Lindenhofje wordt kinderhospice van het Leger des Heils

In september 2001 besloot het RCOAK om het leegstaande Lindenhofje (Lindengracht 94-112) te verbouwen tot kinderhospice. Aan een dergelijke instelling was in Amsterdam grote behoefte. Voor de doelgroep kinderen in de laatste levensfase bestond in de hoofdstad niets.
Het Lindenhofje (1641) het oudste hofje van de Jordaan en zelfs het oudste hofje van Amsterdam, was sinds 1801 in het bezit van het RCOAK. In 1895 en 1939 waren de gebouwen vervangen door historiserende nieuwbouw. In de 21 hofjeswoningen woonden sinds de jaren zeventig behalve bejaarden ook studenten.
Het RCOAK liet het pand in 2003 en 2004 verbouwen en stelde het complex vervolgens beschikbaar aan het Leger des Heils, dat er het kinderhospice stichtte. Op 5 juni 2004 verrichte burgemeester Job Cohen de officiële opening van Kinderhospice het Lindenhofje, dat daar tot 2021 gevestigd zou blijven.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, pp. 261 – 263

 

2002

25

Frieda de Pater directeur RCOAK

Op 1 mei 2002 trad Frieda de Pater aan als directeur van het bureau van het RCOAK. Een vrouw aan het hoofd, bovendien niet katholiek, was een omslagpunt na bijna vier eeuwen waarin uitsluitend mannen de toon hadden aangegeven bij het RCOAK.
Het bureau van het RCOAK opereerde vanaf dit moment in een open, transparante omgeving. Frieda de Pater voerde vele vernieuwingen door en maakte van het RCOAK in de 19 jaar dat zij directeur was een toonaangevend, innovatief vermogensfonds.

Bron: Jurjen Vis, Liefde is het Fondament: 400 jaar Roomsch Katholijk Oude Armen Kantoor in Amsterdam. Boom, 2008, p. 261

2004

26

Start werken met themaprogramma’s

Binnen de themaprogramma’s die het RCOAK vanaf 2004 opzette samen met Fonds Sluyterman van Loo, vond de zeer vruchtbare samenwerking tussen Frieda de Pater en Koeno Sluyterman van Loo plaats, die bijna 20 jaar duurde. Toonaangevende themaprogramma’s waren bijvoorbeeld ‘Vitaliteit ontmoet kwetsbaarheid’ en ‘Lang Leve Kunst’. Lang Leve Kunst heeft de agenda voor de ouderenzorg en het denken over zingeving voor ouderen in Nederland definitief veranderd  – een stille revolutie. Dit themaprogramma mondde uiteindelijk uit in het Lang Leve Kunst Fonds, dat in 2021 is opgericht door het RCOAK met Fonds Sluyterman van Loo en het Prins Bernhard Cultuurfonds.

2020

27

RCOAK mede initiatiefnemer grootschalig coronavoedselhulp programma

Stichting RCOAK heeft samen met andere fondsen in Amsterdam initiatief genomen toen bleek dat een grote groep Amsterdammers, waaronder illegale arbeidsmigranten en hun kinderen honger leden door de coronamaatregelen.
Het RCOAK heeft toen dit bekend werd samen met andere fondsen – met name de Haëlla Stichting – en Human Aid Now en in nauwe samenwerking met het Rode Kruis voedselhulp op touw gezet voor meer dan 10.000 mensen in diverse stadsdelen. De  fondsen hebben samen in 2020 en 2021 tonnen uitgegeven.
Stichting RCOAK heeft het grootste deel gefinancierd.
De voedselhulp was uitsluitend bedoeld voor mensen die niet toegelaten worden tot de Voedselbank.

2021

28

 Frieda de Pater geridderd

Frieda de Pater is bij haar afscheid als directeur tweemaal onderscheiden. Zij is benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, én ze heeft van de Gemeente Amsterdam de Andreaspenning ontvangen.
Zij ontving de Andreaspenning uit handen van de loco-burgemeester van Amsterdam, Marjolein Moorman. Moorman roemde in haar toespraak De Paters grote betrokkenheid bij mensen die om welke reden dan ook buiten de boot (dreigen te) vallen en de manier waarop zij altijd op zoek gaat naar vertrouwen en verbinding.
Verder ging Moorman in op De Paters onmisbare inzet voor voedselhulp tijdens de coronacrisis, op haar rol bij de totstandkoming van het Convenant tussen Gemeente en fondsen, en op het initiatief Lang Leve Kunst, waardoor 500.000 kwetsbare ouderen kennis konden maken met kunst.

De Andreaspenning wordt toegekend aan personen die grote prestaties hebben verricht op sociaal, cultureel, maatschappelijk of economisch gebied voor Amsterdam met een landelijke uitstraling.

2021

29

Suzanne Kooij nieuwe directeur Stichting RCOAK

Met het aantreden van Suzanne Kooij bij het RCOAK begint een nieuw tijdperk bij het RCOAK. Het College van Regenten van het RCOAK besloot eind 2021 tijdens een beleidssessie dat de focus van het fonds de komende jaren vooral moet liggen bij het verlichten van urgente maatschappelijke noden. De gevolgen van de inflatie en de stijgende energieprijzen zijn zeer ingrijpend voor de doelgroepen waar het RCOAK zich voor inzet.
De bestaanszekerheid van ouderen met een lage sociaal-economische status en van Amsterdammers die met weinig geld moeten rondkomen staat onder druk. Het aantal mensen dat (bijna) niet meer rond kan komen groeide  sinds 2021 sterk.

2022

30

Ontwikkeling Theory of Change door het RCOAK

Als basis voor meer impactvol werken heeft het RCOAK in 2022 een ‘Theory of Change’ ontwikkeld, waarin uitgangspunten, principes, werkwijze, beoogde effecten en impactclaim staan. Deze Theory of Change dient de komende jaren als toetsingskader voor het merendeel van de initiatieven die het RCOAK ondersteunt. Ook biedt de Theory of Change houvast bij het globaal vaststellen van het maatschappelijk effect dat het fonds met het totaal van onze donaties en activiteiten teweegbrengt.

Om ruimte te geven aan initiatieven die passen bij de missie en Theory of Change, past het RCOAK het bestedingsbeleid stapsgewijs aan. Dit betekent het RCOAK meer en meer:

  • de focus verlegt van project naar wat een impactvolle organisatie nodig heeft om impact te maken en aan te tonen;
  • de nadruk legt op wat organisaties nodig hebben om hun reguliere werk goed te kunnen doen;
  • meerjarige steun biedt aan sociale initiatieven van onderop die aantoonbaar impact maken op de doelstellingen van het RCOAK.  Deze initiatieven hoeven zo geen ‘projectjes’ meer te verzinnen om hun reguliere impactvolle werk in te ‘verpakken’.

 

Beleid

Jaarverslag 2022

Download

Jaarverslag 2021

Download

Jaarverslag 2020

Download

Jaarverslag 2019

Download

Verkort beleidsplan: Theory of Change met toelichting

Download

ANBI formulier 2022

Download

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en wees als eerste op de hoogte van onze laatste initiatieven

Inschrijven op de nieuwsbrief
Privacy(Vereist)